27. apr, 2016
Aan lager wal,….. voor je het weet zit jij er.
Als schipper weet je als geen ander, dat je wel eens op een plek terecht kan komen waar je beter niet kunt zijn. Er zijn in de scheepvaart dan ook gebruiken, die hout snijden. Het gedag zeggen ziet er natuurlijk heel vriendelijk uit. Naast deze vriendelijkheid zit er ook een wederzijds belang in. De intrinsieke gedachte, dat je elkaar ook wel eens nodig hebt, zit er ook in opgesloten. Schippers kunnen flink tegen elkaar tekeer gaan, maar zijn het in de meeste gevallen ook snel weer vergeten. Dit met eenzelfde achterliggende gedachte: “Lig je ergens verwaait heb je elkaar misschien weer nodig” .
Stukje uit dagboek van mijn moeder:
Rotterdam-In de winter van 1944-’45 wordt het eten steeds slechter, vet wordt er niet meer verstrekt. Aardappelen wordt ook steeds minder, het wordt noodzakelijk dat we naar de gaarkeuken gaan. In januari krijgen we nog 800 grambrood en 2 kilo aardappelen, waarvan we de aardappelbon nog in de keuken in moeten leveren. In december had mijn vader nog ’s nachts aardappelen in Spijkenisse gehaald, dus daar konden
we dan nog middageten van eten, want uit de keuken was het iedere dag soep. Ongeveer 22 januari krijgt Jean bericht, dat zij gekeurd moet worden voor evacuatie. Zij kan weer in Groningen komen…………..We moeten dan wachten, totdat er reisgelegenheid is. Een paar weken later horen we, dat de Volksdienst de treinen in beslag neemt. Er zit niets anders op, als dat we maar gaan
lopen. In de week van 5 tot 10 februari blijf ik thuis met een open winterhiel. Maar in die week maken we ook onze kleren in orde, om de volgende week weg te gaan. Ik denk er eerst nog over om maar thuis te blijven,want mijn vader wordt steeds zwakker, dan mijn moeder alleen te laten valt ook niet mee ……… ………… ……… ………… …………. Als we bij het gem.ziekenhuis op de Bergweg lopen, zegt Jean, dat zij al moe is. Het is zachtjes gaan regenen, ik stel voor, om terug te gaan, maar dat wil ze toch niet. We lopen r door. Om half 12 zijn we in Berkel. We zoeken een cafeetje, maar dat is er niet te vinden.We lopen dan door naar Zoetermeer, waar we om half 2 zijn, daar nemen we een glas limonade en eten 3 boterhammen. Er zijn heel wat mensen, die eten gehaaldhebben, anderen die nog moeten gaan. Het is intussen harder gaan regenen, we gaan naar een boterfabriek, waar een auto vandaan gaat, maar dat zal eerst halfmaart worden, dat duurt ons te lang. Zo trekken we de stoute schoenen aan en gaan helemaal lopen. Er komt een lange saaie rijksweg, waar je bijna geen sterveling ziet………………..Het eindigde in Groningen.
Mijn vader geeft in zijn verhalen over het verleden vaak aan, dat hij getrouwd is met één van de eerste vluchtelingen. Voor het gemak er van uit te gaan dat Friesland een land op zichzelf is, gaat de vergelijking op met de hedendaagse vluchtelingen. De mens begint niet zomaar te 200 km. te lopen op 14/16-jarige leeftijd en verlaat het ouderlijk huis. Je stapt niet zomaar in een rubber bootje met een gekocht zwemvest wat niet eens een betrouwbaar zwemvest blijkt te zijn.
Laten we niet te snel denken dat het jezelf niet aangaat. Deze zomer maar gewoon even de hand opsteken naar de tegemoetkomende schipper.
Volgende blog : 10 mei